Info
IN PERMANENTIE: JOHAN CLARYSSE
Expo Johan Clarysse in galerie S&H De Buck, 17/10-31/12
'Suspicious meetings'
Johan Clarysse werkt in reeksen. Zijn schilderijen, tekeningen, collages formuleren vragen rond het statuut van het beeld evenals vragen rond de complexiteit van onze menselijke conditie. Zijn schilderijen trekken aan en verwarren, ze ontleden een beeld en zetten het tegelijkertijd kracht bij. Zo ontstaat een intrigerend oeuvre vol dubbele bodems en verwijzingen, dat zowel speels als ernstig is, zowel helder als dubbelzinnig, emotioneel ingetogen als intens...
De titel van de expo 'suspicious meetings' refereert naar een reeks recente doeken, waarin hij – op suggestieve wijze- de niet onmiddellijk grijpbare, vaak verborgen dynamiek van menselijke interacties thematiseert. En hij knipoogt daarbij naar eerdere reeksen van zijn hand met als titel 'Suspicous portraits' of 'Suspicious landscapes'. Clarysse lijkt vooral gefascineerd te zijn door het 'suspicous' aspect van portretten, landschappen, menselijke interacties, macht enz.. 'Suspicous' staat daarbij voor: vreemd, dubbelzinnig, bizar, mysterieus, verdacht...Hj toont, onthult en verhult. Hij is evenzeer geïnteresseerd in de achterkant van een beeld en wil dat al schilderend zichtbaar maken.
Clarysse gaat daarbij voor een ‘subjectief realisme, waarbij vormen en details worden vereenvoudigd. De afwisseling tussen suggestieve en meer afgewerkte delen, het gebruik van verzadigde kleuren, de licht-donker contrasten, subtiele perspectiefvervormingen, het sporadisch toevoegen van teksten en emblemen, zorgen voor een eigen Claryssiaanse sfeerschepping. Het spannende moment net voor of na een markante gebeurtenis en de psychologsiche impact ervan op de afgebeelde figuren roepen een wereld op van verwondering, vervreemding, introspectie en ambiguïteit.
Ook al bedient Clarysse zich van een eeuwenoud medium als schilderkunst, hij is en blijft een volbloed hedendaags kunstenaar. Een werk is voor Clarysse niet af als het flatteert, maar als er elektriciteit in zit. Schilderkunst is voor hem een ideaal medium om hybride, dubbelzinnge beelden te maken. Daarmee schrijft hij zich in in een collectieve onderstroom waarin heel wat hedendaagse schilders zich bewegen. Terzelfdertijd heeft hij een duidelijke, eigen schriftuur ontwikkeld doorheen de vele thema's, motieven en stijlregisters waarvan hij zich bedient.
Clarysse introduceert graag 'elegante haperingen' in z'n werk. Ze zijn steeds discreet aanwezig, zorgen voor de nodige frictie en houden het schilderij spannend. Het gaat om intuïtieve beslissingen door de schilder die ertoe leiden dat de toeschouwer steeds weer teruggetrokken wordt naar het niveau van het beeld. Zelf zegt hij daarover: “Ik wil met eenvoudige middelen een complexe mentale en emotionele ruimte creëren. Ik voel een aantal zaken aan en laat dat verstillen in een beeld. Door ze te schilderen worden ze een stuk geïntensifieerd, maar ook in vraag gesteld en tegengesproken.”
(deze tekst is een compilatie van eerder verschenen tekstfragmenten over zijn werk)
Tentoonstelling: "Guilty or innocent, that isn't the question" Schilderijen en tekeningen 16 september tot 26 oktober 2018
Opening : zondag 16 september 15 u
Inleiding door Bruno Vanobbergen ( Kinderrechtencommisaris)
Muzikale Performance door Peter Jacquemyn (Contrabas)
Deelname:Matinee 21 oktober 11 u tot 18 u
Komende tentoonstelling : "Les charmes discrets du pouvoir" 25 november 2016 tot 6 januari 2017( januari enkel op afspraak)
Opening op vrijdag 25 november 20 u door Joannes Késenne (Dr. Kunstpsychologie)
Deelname Matinees:zondag 4 december 11u tot 18 u
Deelname tentoonstelling "SENTIMOS - Portretten en Landschappen " met 18 kunstenaars zie layout van 2 september tot 9 oktober 2016
JOHAN CLARYSSE
Individuele tentoonstellingen (vanaf 1996)
1996 Kunsthuis Loosveldt, Oostende (cat)
1997 Lentebeelden, De Slijperij, Geel (cat)
1998 Galerij Mare Terra Artes, Eeklo
1999 Laureaat Dirk Boutsprijs, SASK Leuven
Home is where the heart is, Galerie Anderwereld/Katuin, Groningen (cat)
Europa Artline 1999, Borken (Dtsl.) (cat)
2000 Inside/outside, Kunsthuis Loosveldt, Oostende (cat)
Ateliers de Belleville, Les 3 Arts, Paris
2001 Le combat cessa faute de combattants, Galerie S&H Debuck, Gent
2002 Octopus Brugge 2002, Slangparcours, kelder St. Jansplein Brugge (cat)
Foyer Culturel de Péruwelz ( met Jeroen Daled)
Dag van de Kunstuitleen, Provinciaal Centrum, Leuven
2003 Geluk en genot, De Factorij, HIG Schaarbeek-Brussel
‘Ceci n’est pas de la tristesse’, Galerie S&H Debuck, Gent (cat)
2004 Alle Lust will Ewigkeit, CC De Spil, Roeselare
Alle Lust will Ewigkeit II, galerie Utopia, Damme
2005 Handelingen, Mercatorgalerie, Antwerpen
Beeldspelingen/jeu d’images, CIAP, Hasselt (met B. Kaizman)
Belgium ’s calling, Lineart Gent (cat)
2006 Are shadow and substance identical?, Galerie S&H Debuck, Gent
2007 Why October? & other questions, Galerie S&H. Debuck, Gent
2008 Divas (don’t) die, Kasteel van Gaasbeek, Lennik
2009 Why oedipal? Galerie S&H De Buck Gent
Is evil of great importance to the good? Galerie 't Zwart Huis,Knokke
Albus Lux Gallery Roosendaal NL
2010 "Change is coming" Galerie S&H De Buck
Ververs Gallery Amsterdam NL
2011 Cyprus Galerie Leuven
2012 Komende tentoonstelling Galerie S&H De Buck
Groepstentoonstellingen in Herman Teirlinckhuis (Beersel), Museum voor Schone Kunsten Oostende, De Bond (Brugge), Museum voor Schone Kunsten Gent, De Brakke Grond (Amsterdam), Museum van Deinze en de Leiestreek, De Markten (Brussel), de Boekentoren (Gent), MCAF (Peking),"Sculls ,Cultuurstad Oostende 2010"skeletons and bones" tentoonstelling?Vlaggenproject Mu.Zee Oostende 2010,
"Uit het geheugen.Over weten en vergeten"2010 Museum Dr. Guislain Gent....
Monografie 2007 :
JOHAN CLARYSSE : Why October ? & other questions?
Uitgeverij Ludion (tekstbijdragen van Marc Ruyters, Stef Van Bellingen en prof .F. Geerardyn)
Vormgeving : Luc Derycke (MER)
Studeerde plastische kunsten te Leuven en te Brugge na z’n studies Filosofie aan de KUL. Was laureaat van onder meer de Anto Diez-Prijs en de Dirk Boutsprijs. Diverse tentoonstellingen in binnen- en buitenland.
Beeldend kunstenaar Johan Clarysse
Vijf ontkenningen over een schilder
Dames en Heren,
Woorden schieten tekort, of soms te ver, om kunstwerken te duiden. In het beste geval slagen we erin om het wezenlijke met metaforen, beschrijvingen en verwijzingen te omsingelen en af te tasten. Vasthouden lukt niet, de ziel van het werk ontglipt altijd weer.
Een makkelijker manier om een kunstwerk of een oeuvre te karakteriseren, is zeggen wat er niet op van toepassing is. Sta me toe me vanavond van deze strategie van eliminatie en ontkenning te bedienen om de werken die hier aan de muur hangen te duiden. Met vijf negaties probeer ik nader tot de Vlaamse schilder Johan Clarysse (1957) te komen.
Eerste ontkenning
Een schilder die wijsbegeerte heeft gestudeerd loopt het risico dat zijn oeuvre als een filosofisch discours wordt gelezen. Zeker als hij op zijn doeken woord en beeld tegen elkaar uitspeelt, waardoor ze de aanschijn krijgen van semantische raadsels. Toch gebruikt Johan Clarysse zijn penselen niet om een filosofisch betoog te houden. Zijn studie filosofie heeft ongetwijfeld een stempel gedrukt op de manier waarop hij de werkelijkheid beschouwt. Maar uiteindelijk is het, zo zegt hij zelf, maar een van de vele elementen van zijn persoonlijke geschiedenis. Minstens even belangrijk is de liefde die hij op jonge leeftijd heeft opgevat voor de filmklassiekers van Hitchcock, Bergman, Fassbinder of de Chinese cineast Wong Kar-Wai. (Voor wie de laatste naam niet meteen kan plaatsen: Wong Kar-Wai kreeg tien jaar geleden als eerste Chinees de onderscheiding voor beste regisseur op het filmfestival van Cannes.)
Voorts zijn er in het leven van Clarysse nog meer gebeurtenissen die, zoals bij ieder mens, indrukken hebben achter gelaten en mee de weg bepalen die hij als kunstenaar opgaat. Ook zijn halftijds werk als psycholoog bij Tele-onthaal in zijn woonplaats Brugge voedt hem onrechtstreeks als kunstenaar.
Tweede ontkenning
Het oorspronkelijk beeld dat Johan Clarysse als uitgangspunt neemt voor zijn schilderijen is niet heilig. Hoewel hij op het eerste gezicht vlak en dun schildert, krijgt het proces van het schilderen, met al zijn grilligheden, toch zijn volle rechten. De schilder laat ruimte voor het toeval. Een dripping wordt niet automatisch weggewerkt en mag soms in het eindresultaat meespelen. En als Clarysse een vlak moet overschilderen, laat hij vaak nog wat van de onderliggende partij doorschemeren. Schilderen is dus niet gedachteloos kopiëren; al doende neemt de schilder voortdurend intuïtieve beslissingen. Hij interpreteert, manipuleert, laat dingen weg, zet een schaduw wat sterker aan, verandert de kadrering, ....
Clarysse houdt ook van schilderen omdat het een fysieke handeling is met zijn eigen motoriek. De penseelvoering bepaalt mee het eindresultaat. Clarysse schildert in tonen, meestal bruine en grijze tinten. Op die manier creëert hij een zekere afstandelijkheid. Een bonte, neo-expressionistische schilderswijze zou in combinatie met de emotionele intensiteit van zijn beelden tot een over-statement leiden. Door vreemde tekstfragmenten over het beeld te plaatsen wordt de afstandelijkheid extra benadrukt en gaat ze vaak over in een gevoel van vervreemding.
Derde ontkenning:
Johan Clarysse is Francis Bacon niet. De Ierse kunstenaar schilderde zijn geliefde mannen alsof hij ze aan stukken wilde scheuren. Ook zijn zelfportretten zijn gekweld en hebben een sadomasochistische inslag. Zijn atelier, dat gereconstrueerd is in het museum in Dublin, zit door de driftige schilderwijze van de kunstenaar helemaal onder de kledders verf.
Dat is niet het geval in het atelier van Clarysse, die zijn schilderijen veeleer bedachtzaam opbouwt. De mensen die hij afbeeldt, treden ons - uiterlijk toch – ongeschonden tegemoet. Maar toch. Bacon zei dat hij niet abstract wilde schilderen omdat hij dan de wreedheid niet kon weergeven. Clarysse volgt hem daarin, zo blijkt uit de ontwikkeling van zijn oeuvre. Toen hij omstreeks 1993 voor het eerst met zijn werk naar buitenkwam, schilderde Clarysse abstract, op de grens met de figuratie. Omstreeks 1996 doken de eerste woord-beeldschilderijen op. De kunstenaar wilde in die periode iets aanvangen met de prangende ervaring na een bezoek aan het concentratiekamp Dachau nabij München. Clarysse kwam tot de conclusie dat Bacon gelijk had: wreedheid kun je in een abstracte beeldtaal niet tot uitdrukking brengen.
Clarysse overschilderde archieffoto’s van het kamp met glacis zodat ze verzonken kwamen te liggen. Tegen deze achtergrond beeldde hij een teddybeer en andere voorwerpen af die geborgenheid symboliseren.
Na de Dachau-reeks volgde de reeks Lentebeelden die gebaseerd was op Japanse erotische prenten of Shunga (shunga betekent lente en is in Japan een eufemisme voor seks). Pas met de reeks Inside-Outside van eind de jaren negentig doken de filmstills op met acteurs die op een expressieve manier emotie tonen. Daartegenover plaatste Clarysse aanvankelijk monochrome vlakken en later woorden en one-liners. In latere werken zijn behalve filmbeelden ook beelden uit magazines en eigen foto’s het uitgangspunt voor schilderijen.
Vierde ontkenning:
Johan Clarysse is Edward Hopper niet. Maar toch. Sommige werken van Clarysse baden in de vervreemdende, desolate sfeer die zo eigen is aan Hopper. Net als Hopper creëert Clarysse narratieve beelden die om invulling door de kijker smeken. Het schilderij is een resonantieruimte die de kijker uitnodigt om het verhaalfragment aan te vullen. Wat is er aan voorafgegaan, hoe zijn de relaties tussen de personages? vraagt de kijker zich af. In het schilderij siddert iets na van wat gebeurd is maar niet wordt getoond.
Tussen haakjes: hebt u er al opgelet dat Hopper meestal geen vensterglas schildert. In zijn ramen zit meestal geen glas, hij laat ons zo naar binnen kijken. Ook de verhoudingen van zijn figuren zijn niet altijd correct, maar daarom is hij nog geen slechte schilder. Wel integendeel, hij is een grote meester. Of zoals de toenmalige paus van de kunstkritiek, Clement Greenberg, het in 1946 formuleerde: ‘Hopper simply happens to be a bad painter. But if he were a better painter, he would, most likely, not be so superior an artist.’
Ook Clarysse streeft niet de ultieme illusie van het realisme na, het is niet zijn eerste zorg om zijn beelden net echt te laten lijken. In plaats van op de virtuoze weergave concentreert hij zich op een suggestief tafereel dat de verbeelding in werking zet.
Vijfde ontkenning
De beelden met woorden op de doeken van Johan Clarysse zijn geen reclameboodschap. Maar toch. Clarysse gebruikt sterke, directe beelden uit films en foto’s uit andere media die de aandacht trekken door de emotie die ze uitdrukken of suggereren. Net als in de reclame dus. Hij combineert ze met zorgvuldig over het beeld geplaatste woorden zodat een spanningsveld ontstaat. Anders dan in de reclame en bij affiches zijn beeld en woord bij hem niet complementair. De woorden verduidelijken niet, integendeel ze zaaien verwarring door hun weerbarstige, moeilijk te plaatsen relatie met het beeld. Het beeld dat op het eerste gezicht van een banale helderheid is, wordt in combinatie met de woorden complexer en gelaagder en roept bij de kijker de drang op om verbanden te zoeken.
De kunstenaar gebruikt de strategieën uit de reclamewereld dus op een oneigenlijke manier. Zijn boodschap is onduidelijk en laat de kijker zelfs vaak beduusd achter. Dat kwam ook duidelijk tot uiting in een afficheproject in Roeselare. In volle verkiezingstijd verspreidde hij een duizendtal affiches van het (geschilderde) hoofd van een schreeuwende jongeman en van een al even woedende jonge vrouw. Over het gezicht van de man stonden de letters ‘Joh.7’ gedrukt en over het vrouwengezicht ‘Matt.5’.
Recente schilderijen dragen een ander woord met een bijbelse connotatie: ‘Handelingen’. Bij de reeks ‘Alle Lust will Ewigkeit’ zijn het zinnetjes, zoals de bedrieglijk eenvoudige ‘Lastige Vragen’ uit het dagboek van Max Frisch. In een uitzonderlijk geval staat een fragment van een songtekst van Frank Zappa cursief over het beeld geschreven.
Naar een sleutel om deze enigmatische beeld-woordschilderijen te ontsluiten, kan men lang zoeken. Er is niet één mogelijke interpretatie. Het terrein ligt open voor de beschouwer.
Eric Bracke (Schrijft in De Standaard)
Het Ene en het Andere
MARC RUYTERS, 2007(Dir.H'Art)
‘Is evil of great importance to the good?’, zo luidt een tekst op een van de schilderijen van Johan Clarysse: het kan gerust omschreven worden als een sleutelzin in zijn oeuvre. Niet dat Clarysse enige moralistische intenties moeten toegedicht worden (al is zijn opleiding als filosoof onmiskenbaar belangrijk binnen zijn werk), maar de kunstenaar plaatst graag, en misschien wel met een onmiskenbare obsessie, dingen en begrippen tegenover elkaar. Goed versus kwaad dus, maar ook figuratie versus monochromie (zeker in zijn vroeger werk), beeld versus tekst, film versus schilderij, montage versus still, kleur versus zwartwit enzovoorts. Het gaat daarbij natuurlijk over veel meer dan een ‘tegenover elkaar plaatsen’ of een juxtapositie, het gaat over het in elkaar haken, elkaar wederzijds beïnvloeden, aantrekken, afstoten, ja zelfs elkaar opheffen. Natuurlijk is ‘het kwade’ van groot belang voor ‘het goede’, want zonder het ene zouden we het andere niet kennen. Dat is het fundamentele in het werk van Johan Clarysse: het Ene en Ware bestaat niet, er is altijd ook het Andere, dat net zo goed het Ware kan zijn.
Clarysse stelt graag vragen over ‘het statuut van het beeld’: wat is de betekenis van een beeld, wat doet het met de kijker? En wat doet de kijker met het beeld? Of wat doet de kunstenaar met het beeld en vice versa? En waar ontmoeten de blik van de kunstenaar en die van de kijker elkaar, als ze elkaar al ontmoeten? Kortom: wat doet het Ene met het Andere? Het is die vraag die hij tekenend en schilderend onderzoekt en waarop nooit een definitief antwoord komt. Elke tekening, elk doek is één welbepaald antwoord, vanuit een bepaalde gedachtesprong of gezichtshoek, men zou toepasselijk kunnen zeggen: vanuit een bepaald camerastandpunt, dat bij de volgende scène weer helemaal anders zal zijn.
Enkele jaren terug zette Johan Clarysse een afficheproject op in het Roeselaarse stadsbeeld. Het geschilderde hoofd van een woedende jongeman en dat van een woedende jonge vrouw werden afgedrukt op een duizendtal affiches die overal verspreid werden, soms samen, vaak apart. Het leek op een verkiezings- of een reclamecampagne, maar dan met een storend, ongemakkelijk beeld van twee boze jongelui. Over hun gezicht werd ook nog eens ‘Joh.7’ (de man) en ‘Matt. 5’ (de vrouw) geschilderd, een verwijzing naar Bijbellezen. Maar het zouden net zo goed nietszeggende slogans kunnen zijn, want Clarysse gebruikte dezelfde beeldstrategieën als de reclamewereld, om die tegelijk te doorprikken. Reclame als glijmiddel, een schilderij als een weerbarstig beeld.
Iets gelijkaardigs zie je in het kunstproject ‘art d’O’. In een notelaar hangen een honderdtal foto’s van acht jongeren; zon, regen en wind hebben vrij spel. Op elke foto staat een woord: ofwel verwijst het naar de gemoedstoestand of een karaktereigenschap van de adolescent, zoals ‘angstig’, ‘avontuurlijk’, ‘gemoedelijk’, opgewonden… (de gelaatsuitdrukking komt overigens niet overeen met het woord), ofwel verwijst het naar een medicatie in de psychiatrische sector: anafranil, aurorix, frenatil, xanax… . Het levert een werk vol spanning en associaties op: zijn dit portretten van jongeren met psychische problemen? Of wordt hier net een spel gespeeld tussen beeld en taal? Wil de kunstenaar ons associatievermogen manipuleren? Wie is hier de Ik, wie de Andere?
In de reeks ‘Handelingen’ zet Clarysse dat spel schilderkunstig verder. Hier zien we beelden die uit films afkomstig lijken (wat in vele gevallen zo is), stills met een al dan niet dramatische handeling van de personages, waar dan het woord ‘Handelingen’ over geschilderd is. Welke ‘Handelingen’? Die uit de Bijbel? Het zou kunnen, maar men kan ze niet altijd terugvinden, want vaak staat er slechts één cijfer bij. Het ‘statuut’ van deze beelden is bewust onduidelijk, de kunstenaar laat de interpretatie vrijelijk open, met de wetenschap dat geen enkele interpretatie de enige ware is. Hetzelfde met de schilderijen uit de reeks ‘Alle Lust will Ewigkeit’, waar leesbare zinnen over de beelden heen geschilderd zijn. Het zijn vaak vragen: soms vragen die de kunstenaar zichzelf stelt, soms fragmenten uit songteksten (van Frank Zappa bijvoorbeeld), soms afkomstig uit de ‘Lastige vragen’ van Max Frisch. Die vragen hebben op het eerste gezicht niets met het (film)beeld te maken, maar toch ga je onvermijdelijk verbanden zoeken. Terwijl het in se vragen zijn die net over dat essentiële element in Clarysses oeuvre gaan: de relatie tussen het Ene en het Andere. “Are shadow and substance identical?” “Does reality equal appearance?” De vorm en zijn schaduw, realiteit en schijn: zijn ze gelijkwaardig? In de schilderijen zeker wel, net daar speelt Clarysse met de hiërarchie van beelden en tekst. Vele beelden verwijzen naar films van Alfred Hitchcock en Wong Kar-wai, net regisseurs die in hun oeuvre ook altijd met de dubbelheid van het beeld geëxperimenteerd hebben.
De reeks ‘Ecce Homo – Is evil of great importance to the good?’ is ontstaan door de ervaringen die de kunstenaar voorjaar 2006 had in het Semana Santa-gebeuren in Zuid-Spanje. De beelden van de traditionele processie zijn geschilderd alsof de kunstenaar een ‘shoot’ van het hele gebeuren heeft gemaakt. We zien de processie, de loodzware, kunstig uitgesneden houten draagplatforms (soms ware kathedralen), de lijdende Christusfiguur, de vrouwen met de mantilla, de processieklederen… . Onmiskenbaar zit hier weer die typische Clarysse-dichotomie in vervat: deze werken verwijzen naar de religiositeit, het problematische van het geloof en zijn uiterlijke tekenen, maar tegelijk ook naar pijn en geweld: sommige beelden lijken te verwijzen naar het Ku Klux Klan-gebeuren in het Zuiden van de Verenigde Staten. Dat effect wordt nog versterkt door de kleine portretten van vier zwarte kinderen, vermoord in 1968 door een lid van de Ku Klux Klan.
En zo komen we uiteindelijk bij de bottom line van de schilderkunst van Johan Clarysse: dit werk toont niét zomaar wat je ziet, het reikt verbanden en allusies aan waarmee de kijker zelf de film van beelden Kan/mag/moet (re)construeren. De typische vlakke schilderstijl van Clarysse, gecombineerd met het vale kleurgebruik versterkt nog het effect dat je met deze ‘voor’beelden zelf aan de slag moet. Net als de twee-, drie- of meerluiken die ook geregeld opduiken, als stukjes van een puzzel.
Clarysse stelt intrigerende vragen, verleidt de kijker om zelf actief om te gaan met ‘het statuut van het beeld. Precies daar ontmoeten kunstenaar en kijker elkaar, elk met hun eigen verhaal, dat nooit het Ene en het Ware is, maar het Ene en het Andere.
Hidden Agenda presents Clarysse’s artistic output of the past seven years, in which concepts of identity construction, communication and non-communication are key, along with the drives and aspirations of the condition humaine. Clarysse’s figurative paintings display a layered, hybrid imagery that questions and researches the ambiguity proper to human nature. His paintings tease and confuse, destabilize well-known images and themes, giving them power and force. Thus an oeuvre is created that is both playful and serious, clear and equivocal, subdued and intense.