Info
INSTALLATIE MET BEELDHOUWWERK VAN KATRIN DEKONINCK (alleen op afspraak januari-februari 2019)
Katrin Dekoninck, Een introspectieve queeste naar troost De mens is altijd op zoek, niet in het minst naar zichzelf. Aan de basis van deze nomadische geest ligt een existentiële onrust, soms zelfs angst, die wellicht voortkomt uit ons zelfbewustzijn en de manier waarop we ons eigen bestaan positioneren ten opzichte van datgene wat ons omgeeft. Introspectie is de uitgelezen manier om progressie te boeken tijdens deze zoektocht, maar de paden die leiden naar ons eigen innerlijk zijn dikwijls moeilijk bewandelbaar. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat we ons hierbij graag behelpen; door naar anderen te kijken bijvoorbeeld. In de ander herkennen we onszelf en vinden we bouwstenen waarmee we onze eigen identiteit kunnen aanvullen, staven en verstevigen. We kopiëren andermans gedrag, beoordelen en analyseren hen, op zoek naar gelijkenissen en verschillen om onszelf aan te meten. Het is een essentiële evenwichtsoefening in de zoektocht naar onszelf. De Ander is onze spiegel. Deze reflecties sijpelen mijn gedachten binnen bij het zien van de sculpturen van Katrin Dekoninck. Het spiegelbeeld of zichzelf spiegelen aan de innerlijke ik als motief doorwaadt immers haar werk. De spiegel kan hierbij al dan niet letterlijk aanwezig zijn, maar fungeert altijd als metafoor voor die, zo menselijke, introspectieve zoektocht. In haar recent werk dat werd gekozen als campagnebeeld voor het Kunstenfestival Watou 2018 treedt die idee overduidelijk op de voorgrond. Twee quasi identieke meisjes, het hoofd steunend op een kussen, staan alsof ze rechtstaand zouden slapen, met het aangezicht naar elkaar gericht, beiden aan weerszijden van een steunbalk. Mentaal vermoeid, uitgeput en ondanks hun jeugdigheid al zo getekend door een gevoel van Weltschmerz, staan ze er verslagen bij. Door hun gelijkenis en positie lijken ze elk het asymmetrisch ‘spiegelbeeld’ van de ander. De gespiegelde wordt gescheiden van de geïncarneerde reflectie en representeert als het ware een ontdubbeling van één persoon en zijn psyche. Er treedt zowaar een dissociatie op van lichaam en ziel, waarbij de laatste zich buiten zijn vleselijke huls begeeft en optreedt als mede- of tegenspeler. Toch is er nog een cruciaal verschil tussen beide figuren: terwijl het ene meisje tuurt door één oog, op zoek naar een hoopvol signaal in de andere figuur, heeft deze laatste de oogleden dicht op elkaar geklemd. Dat maakt haar onbereikbaar voor de ander. Dekoninck thematiseert hiermee niet enkel de afwezige communicatie tussen twee individuen, maar wendt dit beeld tevens aan als metafoor voor het onvermogen van het Zelf om contact te maken met het innerlijk. Het is de weerspiegelde met gesloten ogen – omdat deze de ogen niet wil of kan openen – die het communicatiekanaal, het portaal tussen de ratio en de ziel, afsluit. Een weifelend verlangen om getroost te worden verstrengelt zich met de ontroostbaarheid in het moment van een onbeantwoorde blik. Deze insteek onderstreept de recurrente thematiek van eenzaamheid in de werken van de kunstenaar en voorziet het beeld van een zekere tragiek die in contrast staat met de algemene sereniteit die Dekonincks beelden uitstralen. De harmonieuze en complementaire relatie tussen deze tegenstrijdige emoties, tussen beeldtaal en inhoud, vormen mede de sterkte van de sculptuur. Katrin Dekoninck beeldt de wanhoop af die ons overvalt wanneer we alle contact met onszelf en de buitenwereld verliezen; wanneer we overgeleverd zijn aan de willekeur van het bestaan, zonder innerlijke stem die ons leidt. Wou